Beet
“Of je nou door de kat of door de hond gebeten wordt, …” Sinds enkele dagen houdt deze defaitistische zegswijze me bezig, ook al ben ik, nu ik erover nadenk en voor zover mijn herinnering reikt, nooit echt door een hond gebeten. Maar vorige week dinsdag nam een van onze katten wel plotseling mijn linkerpink te grazen en ik kan u verzekeren: dat is niet aangenaam. Achteraf besef ik dat ik het onheil over mezelf afriep door me als een soort ongenode blauwhelm op te stellen tussen twee partijen die zich luidkeels opmaakten voor de strijd: links onze gecastreerde kater (Papageno, Siberiër, 8 jaar oud, 6 kilo) en rechts een nogal non-descripte maar bij tijden buitengewoon brutale buurkat, plaatselijk bekend als Marcel Poes. Voor de lieve vrede wilde ik die van ons preventief uit het strijdperk verwijderen door hem bij zijn middel te pakken en vervolgens naar binnen te brengen, een banale handeling die ik normaliter zonder vleeswonden tot een goed einde weet te brengen. Ons huisdier was echter volledig gefocust op de vijand. Onder de gegeven omstandigheden (lees: het gegeven adrenalinegehalte) kon hij de plotselinge aanwezigheid van mijn grijpende handen in de onmiddellijke nabijheid van zijn achterlichaam dan ook onmogelijk anders duiden dan als een laffe aanval in de rug. Gevaar ! Nóg een kat !! Die duivelse Marcel Poes had onverwacht versterking ingeroepen !!! Heel even was Papagano terug in de Siberische toendra’s die hij kennelijk nog zo diep in de genen draagt. Zijn reactie was vliegensvlug en tamelijk primair: hij draaide zijn kop een halve slag en voor ik het wist perforeerde een der bovenste hoektanden mijn vinger tot op het bot, terwijl een tand uit het ondergebit als het ware als aambeeld fungeerde. Au !!
Bij de Spoedeisende Hulp ontfermde men zich snel en voorbeeldig over mij, wat niet kon verhelpen dat ik me een beetje lullig voelde. Bij de balie moet je, zo leek me, eerst globaal aangeven wat er mis is. Ik probeerde het probleem zo neutraal mogelijk te formuleren: gebeten door een huisdier, maar ik had kunnen weten dat dit slechts uitstel zou opleveren. “Hond of kat?” Als mijn pink niet zo’n verdomde pijn had gedaan, was dit natuurlijk een uitgelezen moment geweest om weer eens koddig uit de hoek te komen (de mogelijkheden zijn immers legio: hamster, kanarie, schildpad, goudvis, wandelende tak …), maar zoals de vellen erbij hingen, stond mijn hoofd niet naar stand up comedy, laat staan mijn pink. En de baliejuffrouw leek me trouwens ook niet echt in de stemming op deze druilerige dinsdagmorgen. “Eh, kat … ik zal ’t uitleggen …” Dat bleek in dit stadium nog niet nodig. Goed dat ik meteen gekomen was, kon nog best gevaarlijk zijn en of ik maar even plaats wilde nemen in de wachtkamer. Oké, ze was misschien niet het humoristische type maar het voordeel was dat ook het verwachte hoongelach uitbleef.
Er moet die dag een tijdelijke luwte geweest zijn in de massale steekpartij die tegenwoordig lijkt te woeden op de schoolpleinen en in de plantsoenen en de trams en de bussen van onze mooie stad, want de wachtkamer was leeg. Ik had mijn bebloede en hevig kloppende linkerpink nog nauwelijks een veilig plekje gegeven op mijn rechterdij toen de deur werd geopend en een verpleger mijn naam riep op een toon alsof we iets heel gezelligs gingen doen.
Deze paramedicus bleek inderdaad aanmerkelijk goedlachser dan zijn baliecollega. Eerst maar eens de broek naar beneden, want mijn laatste tetanusinjectie kon best al eens meer dan tien jaar geleden zijn geweest. Beetje trekken en duwen - aan de pink (na de prik had ik mijn broek meteen weer opgehesen). Schoonmaken, verbandje eromheen. “Amputeren kan altijd nog, nietwaar ? En nu via de apotheek maar weer naar huis; een weekje antibiotica; kuurtje afmaken natuurlijk; en dan maar duimen … dat de ontsteking zich niet uitbreidt naar de andere vingers, de hand, de onderarm, enzovoort, enzovoort. Maar komt u in dat geval gerust even terug hoor …”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten