zondag

Oranje



En het was in die dagen dat het sprookjescircus uit mijn nog prillere jeugd een chic theater werd. Maar daar wist ik het fijne niet van. Al wat ik zag was een groepje dames en heren die uit het imposante gebouw kwamen en zich in de richting bewogen van een stuk of wat luxe automobielen. De mevrouw met het hoedje die voorop ging, zag eruit alsof ze goed was voor minstens twee setjes. Voor ik het wist, stond ik voor haar: “Kinderzegels mevrouw?” (Om de zaken heen draaien deed ik toen al niet graag.) Zij sprak een taal die ik niet verstond maar moest lachen op een manier die ik maar al te goed begreep. Toen ik een paar jaar later kennis maakte met het begrip ‘minzaam’ viel het muntje pijlsnel. En die merkwaardige tongval – die je weliswaar slechts zelden hoort maar die ons niettemin een leven lang vergezelt – zou mij door de jaren heen telkens weer terugvoeren naar dit aandoenlijke tafereeltje, deze grijze dinsdagmiddag in de opgelapte badplaats. Geen omzet, helaas; wél een leerzaam moment. Maar dat wist ik natuurlijk nog niet toen twee grote mannen in begrafenispakken mij rap verwijderden, met redelijk zachte hand maar gedecideerd.

Ik en de Oranjes, de Oranjes en ik … Heb ik een mening over die mensen?

Niet echt, geloof ik … Nooit gehad ook, volgens mij. Of het zou de wel zeer beknopte opvatting moeten zijn die ik als tiener en twintiger aanhing en die erop neerkwam dat ze per meteen moesten worden afgevoerd – als staatsrechtelijk verschijnsel wel te verstaan! Met enig kinderzegeltrauma had dat niets te maken. Geheel in lijn met de destijds heersende mode was ik niet dol op hoofden, laat staan op staatshoofden, laat staan op staatshoofden wier positie gebaseerd was op erfopvolging. En dan waren dit ook nog eens van die weinig flatteuze bolle hoofden. En dat ze generatie in, generatie uit dat van dat ‘Duitsen bloed’ verkeerd hadden geïnterpreteerd, en bovendien wel érg letterlijk hadden genomen, hielp ook niet …

Tegenwoordig kijk ik er anders tegenaan: een gemeenschap die zo veel moeite heeft met binding, eigenheid, zelfbeeld, identiteit en ga zo nog maar even door, kan beter zuinig zijn op de paar tradities, symbolen en rituelen die haar nog resten. Des te wranger natuurlijk dat de huidige Oranjes zich zo hartstochtelijk bekennen tot het nuffige wereldbeeld en de superieure levenshouding van de Zelfbenoemde Kosmopoliet, type Hans van Mierlo. Maar die Amsterdamse Brabander is en was waarachtig niet de enige die zijn bewustzijnsvernauwing aanzag voor -verruiming. Tot de eeuwwisseling was dit ziektebeeld ook buiten paleis en grachtengordel wijdverbreid. Ik had een collega die het zo uitdrukte: “Eerst ben ik Ajacied, dan een hele tijd niks; dan ben ik Amsterdammer, en dan weer een hele tijd niks; Europeaan en wereldburger, dat ben ik natuurlijk ook, maar Nederlander ben ik pas in allerlaatste instantie.”


Toch droomt hij in het Nederlands, betaalt hij braaf zijn belasting en gaat hij regelmatig ter stembus; in zijn portefeuille zit een Nederlands paspoort en nu en dan kun je hem zien rondhuppelen met een maf oranje mutsje op.



Geen opmerkingen: