Beleefd
“De mense kenne tegewoordig niet meer dankie zegge” brulde de AH-caissière in de richting van een belendende collega, die wat ouder was en waaraan aanmerkelijk minder tatoeages en metalen hulpstukken te pas waren gekomen. De collega knikte dan ook geluidloos. De spreekster had ervoor gezorgd dat iedereen haar goed kon horen: de collega in kwestie, de volgende klant (ik) en zelfs twee peroxide-blonde lotgenoten, respectievelijk twee en drie rijen verderop … En natuurlijk degene voor wie de boodschap bedoeld was: de vorige klant, nog pas enkele stappen verwijderd van het eind van de lopende band. Deze liet zich echter niet verleiden tot enigerlei reactie en beende haastig voort, een goedgevulde plastic tas in elke hand.
“ Nee, ik zeg ‘t: je probeert netjes en vriendelijk te blijven, maar ’t is stank voor dank. De mense wete gewoon niet meer wat ’t is, beleefdheid …”
Ik had nu al mijn boodschappen op de band gelegd en bewoog me in de richting van de gepikeerde teenager, klaar om haar vriendelijk te groeten zoals het hoort … en vervolgens heel netjes haar voorspelbare vragen te beantwoorden omtrent bonuskaart, airmiles en koopzegels, de hele rituele riedel. (En dat allemaal, zo had ik me vast voorgenomen, zonder toe te geven aan een hardnekkige neiging om gebiologeerd te staren naar het geglinster in haar linkerneusvleugel.) Maar nog voor ik mijn sleutelbos had kunnen overhandigen, teneinde de scanner te laten snuffelen aan mijn barcodehanger, werd de conversatie voortgezet - weliswaar op minder hoge maar nog altijd op luide toon. Dat ik inmiddels een fysieke barrière vormde tussen beide supermarktmedewerksters bleek geen onoverkomelijk bezwaar.
“Ik weet al wat ik krijg voor Falentein.”
“O ja, wat krijg jij dan?”
“ Ruud heb een linsjerie-setje voor me gekoch.”
“O ja joh? Romantisch zeg …”
“Vin jij dat romantisch ? Wat is daar dan romantisch an dan ?”
“Nou, dat-ie aan je gedach heb en eh … dat-ie naar zo’n winkel gaat om eh… Of betaalt-ie ’t alleen maar en mot jij ´t zelf uitzoeke ?”
“Nee, hij heb ´t al gekoch, helemaal selluf uitgekozen” “Bonuskaart ? Airmiles ? Koopzegels?”
Ik schrok. Dat laatste was voor mij bedoeld. Nu voelde het nog meer alsof mijn aanwezigheid ter plaatse hoogst ongepast was. Alleen de legendarische Jantje van Leiden kon me redden: “nee, bedankt hoor.”
“Ja, maar ’t is natuurlijk ook eigebelang, hè? Van Ruud.”
“Hoezo dan? Hebtie ’t voor ze eige gekocht? Gaat-ie ’t selluf drage ?”
Het volume zwol aan. De ervaren medewerkster was merkbaar ingenomen met haar vondst, maar gedeelde vreugd leidt niet altijd tot verdubbeling, althans niet op de meest voor de hand liggende manier; de verloofde van Ruud kon er hoegenaamd niet om lachen, maar zelf had ik enige moeite om niet te zachtjes te grinniken – wat natuurlijk erg onbeleefd zou zijn geweest, aangezien ik part noch deel had aan deze conversatie. (Dat zou me wat moois worden zeg, als klanten zich zo maar met van alles zouden gaan bemoeien wat ze niet aangaat.)
“Nee, natuurlijk niet, muts! Wat dachie dattie was dan, ’n nich ? Nee, hij vinnut geil as ik die zooi draag natuurlijk. Dat vintie lekker. In bed. Wat dach jij dan?”
“Nou ja, hij sou de enige nicht nie wezen in die sportschool waardie elleke dag zit, toch?”
Ach zo. Die Ruud. Godzijdank moest ik nu alleen nog pinnen, de bon aannemen en alle spullen in mijn boodschappenkratje en diverse tassen doen en dan mocht ik eindelijk weg: “Bedankt, tot ziens”
“Nou, maar astie ’s avonds thuis komp van die sportschool, dan willie altijd mooi gelijk van bil ! Een nich? Mijn Ruud? ‘K dach ‘t ech nie …”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten