zaterdag

Keuken





Hoe ouder ik word, hoe minder vaak ik boos word. Dat is fijn. Bovendien word ik, als ik toch nog eens boos word, veel minder boos dan vroeger. Dat is ook prettig. En omdat al het goede in drieën komt, blijf ik nu ook veel minder lang boos. Leve het voortschrijden der jaren!

Maar dat gaat over boos: woede, gramschap, stemverheffing, slaande deuren ... Er is wel degelijk nog altijd ergernis, irritatie, ongemak en ongenoegen – véél ongenoegen zelfs …  En vooral als je herhaaldelijk wordt geconfronteerd met de oorzaak van die gevoelens, tikt dat nog aardig aan. In het onderhavige geval word ik er zelfs vrijwel dagelijks mee geconfronteerd. En hoe vaak ik mezelf ook heb vermaand  - Laat het toch! Wat kan jou het schelen? Wat doet het ertoe? - ik laat het niet, het kan me schelen, het doet ertoe.

Dit is wat het is: “GEORGIAN KEUKEN” !

Die tekst staat op een bord en dat bord staat op straat. Nou ja, stáát … Het is zo’n wankel vierpotig vouwbord dat bij het minste of geringste zuchtje Hollandse wind omkukelt. Het bevindt zich (nu eens verticaal, dan weer horizontaal) nabij de ingang van een kennelijk door Kaukasische (eigenlijk Transkaukasische) uitbaters gedreven horecaonderneming. Je kunt er - neem ik aan - eten, en de receptuur van de gerechten die men je dan serveert (ook dit neem ik aan, ik ben nooit binnen geweest), is afkomstig uit de voormalige Sovjetrepubliek die tot voor kort werd geregeerd door de echtgenoot van Sandra Roelofs uit Terneuzen. God weet wat ik me bij die cuisine moet voorstellen, en Sandra weet het inmiddels ook, maar ik dus niet. Gaat het daarom? Nee, daar gaat het niet om! 
        
Oké, “GEORGIAN KEUKEN” dus. Prat’s the whoblem? hoor ik u vragen. Tja …

Twee talen door elkaar – kan dat het zijn? Maar zou ik dan ook niet het zuur moeten krijgen van ‘deleteknop’, ‘parttimebaan’, ‘researchafdeling’ of ‘antikater-afterparty’? (En trouwens, wat te denken van: “Prat’s the whoblem? hoor ik u vragen”?)

Nee, dat kan onmogelijk de enige verklaring zijn voor de witte waas van redeloze razernij die mij, telkens als ik langs dat bord rijd, het zicht belemmert. Heel even heb ik nog gedacht dat er wellicht een keukenboer in het pand was neergestreken, die dan eventueel gespecialiseerd was in retrostijl fornuizen, gootstenen en aanrechten zoals die in Groot-Brittannië modieus waren in de achttiende en negentiende eeuw (een stijl achteraf vernoemd naar de tamelijk voorspelbare, om niet te zeggen lamlendige voornaamkeuze van het huis Hannover - in een periode overigens waarin aan de overzijde van het Kanaal korte en bloedige metten werden gemaakt met de antroponymisch al even weinig geïnspireerde collegae van het huis Bourbon; ja, nee, die Franse Lodewijk - nummer zestien maar liefst ! - werd misschien niet primair vanwege zijn naam een kopje kleiner gemaakt, maar evenzogoed … ) Edoch, zelfs als dit ietwat surrealistische scenario van toepassing ware geweest, dan nog hebben we ook dáár in het Nederlands een woord voor (jaha heus, we hebben echt woordjes voor van alles in dat taaltje van ons): Georgiaans! (Ik heb het even voor u opgezocht.)

Ik weet het: dat lijkt gevaarlijk op Grrrrrregoriaans, een term die noch naar Britse bouwstijlen, noch naar post-Sovjet bergstaatjes verwijst, maar doorgaans naar onze westerse kalender of naar kerkmuziek, of desnoods naar een hele ploeg pauzen en tegenpauzen … Niks aan te doen. 

We hebben in onze taal dus woorden voor van alles, maar toch ook weer niet voor alles … In dit verband moet namelijk worden gewezen op het eigenaardige feit dat het Nederlands    - hoe Atlantisch wij hier over het algemeen toch georiënteerd zijn – over weinig bijvoeglijke naamwoorden beschikt die behoren bij de vijftig Verenigde Staten van Amerika, ook niet bij de staat die wij, als hij ooit on our minds is, Georgia plegen te noemen – op zijn Engels dus. Het Georgië van Coca-Cola en CNN, zeg maar. Die verwarring lag en ligt dus ook nog eens op de loer bij lezing van bovenbedoeld vouwbord.

Maar goed, we gaan er voor het gemak van uit dat de eetgelegenheid waarvoor dat bord geacht wordt wervende werking te hebben, zich niet toelegt op het bereiden en serveren van country ham met grits en gravy. En het bijvoeglijk naamwoord bij Josef Stalins en Sandra Roelofs’ tweede dan wel eerste vaderland, en derhalve ook bij alle denkbare lekkernijen uit dat specifieke deel van het raakvlak tussen Azië en Europa, is …  Georgisch (hoefde ik niet eens op te zoeken). Nog even een buigings-e’tje d’rbij en hopla: het is zowaar Nederlands! Georgische keuken.

Ja sorry, dat e’tje moet er in de meeste gevallen bij als het bijvoeglijk naamwoord vooraf gaat aan het zelfstandig naamwoord waarop het betrekking heeft - keuken in dit geval. Behalve wanneer het gaat om een enkelvoudig het-woord én het bepaald lidwoord - ‘het’ dus - niet expliciet wordt genoemd: Georgisch eten bijvoorbeeld. Maar ‘keuken’ is een de-woord, dus: e’tje d’rbij. Zo simpel is het!

Maar ik dwaal af, geloof ik …

Terug naar onze centrale vraag: waarom heeft die “GEORGIAN KEUKENop mij een bloeddruk-verhogend effect? Dat etnisch ondernemerschap niet altijd hand in hand gaat met grammaticale accuratesse, wist ik al lang. Als ik daar zwaar aan tilde, zou ik geen exotische hap meer door mijn keel krijgen. Integendeel, aandoenlijke opschriften als “Chinese eethuis” en “Egypte specialiteiten” zou ik voor geen goud willen missen. Het moet dus iets met dat Engels te maken hebben … Nu ik erover nadenk: “Chinese eethuis” zou ook best half-Engels kunnen zijn (Tsjaainiez eethuis) …  Máár: het kan ook klungelig Nederlands zijn - en zó lees ik het dus, en dan is het kennelijk oké.
Mmmm, curiouser and curiouser … (U ziet: met Engels as such heb ik geen fundamentele problemen, ook niet binnen een overwegend Nederlandse tekst - ofschoon ik meteen toegeef dat mijn positie in dezen de laatste jaren wel aan het schuiven is geraakt; daar moet ik nog eens een afzonderlijke beschouwing aan wijden!)

Nee, “GEORGIAN KEUKEN” valt toch echt in een andere categorie. Wat mij betreft dus (u had het begrepen) in de categorie irritant, maf, bezopen, ridicuul.
Wilt u weten hoe ridicuul?
Oké daar gaat-ie dan: typically Nederlandse food, Les spécialités British, Gutbürgerliche российский Küche - en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Qua ergernis komt het in de buurt van wat ik voel als ik het Fransen vol sportief enthousiasme hoor hebben over ‘le foot’ en ‘le basket’. Natuurlijk mag je lenen uit andere talen. Geen punt. En lange woorden mag je best afkorten. Maar … een voet is een lichaamsdeel (pied), geen spelletje voor tweeëntwintig heren of dames, en een mand is een ambachtelijk gebruiksvoorwerp (panier), geen balsport voor lange mensen. Of nog fraaier: les baskets, voor het door die lange balspelers gedragen schoeisel. Ik bedoel: mon Dieu …!  

Maar het ligt aan mij hoor. En het begon al vroeg: ik was in staat te moorden als ik vroeger mensen doodleuk hoorde vertellen dat ze ‘een nieuwe jeans’ of ‘een nieuwe hotpants’ hadden gekocht … Haat!!

Maar ook omgekeerd: “dat is wat de media wil” (anno nu steeds vaker te horen). Dat is geen Nederlands maar Engels met Nederlandse woorden. En waarom in godsnaam? We zeggen toch ook niet: ‘de politie komen eraan’, of ‘Ajax spelen morgen uit tegen Feyenoord’? Nou dan!

En nu we toch bezig zijn: een parking, een training, een camping – prima Nederlands allemaal, maar realiseer je wel dat a parking, a training, a camping pijn doet aan Engelstalige oren (talige oren? Mmmm …).  Net zo veel pijn als een jeans en een hotpants destijds bij mij. Ik heb een nieuwe schoenen gekocht. Au!.  

Like it or not, de ene taal is de andere niet.

A Car park of a parking lot dus graag, a training course en a campground of campsite. En ‘occasion’ spreken de meeste Nederlanders weliswaar min of meer uit op zijn Engels maar is een tweedehands woord uit het Frans. (De oplettende lezer heeft in de vorige zin een soort Tante Betje herkend; ik ook natuurlijk, maar ik vind haar zó aantrekkelijk dat ik haar lekker laat staan!) En - we blijven nog even in de wereld van verkeer en vervoer - hoewel ‘a total loss’ in het Engels wel voorkomt, wordt de term in die taal vrijwel nooit bijvoeglijk gebruikt (als in: ‘mijn auto is tóóte-los; er zit zo goed als niks meer aan vast). Prima en pico bello wekken bij Italianen slechts bevreemding (respectievelijk ‘eerste’ - eerste? eerste wát?? - en ‘mooie bergtop’, maar dat laatste dan wel … in het Spaans!). Verder was Colbert een van de ministers van de Zonnekoning en verwijst dat woord in het Frans enkel en alleen naar die historische figuur; wat voor jasjes de man droeg, is onbekend. En ten slotte kan iets in het Duits nooit im Frage komen, om de eenvoudige reden dat Frage vrouwelijk is (die Frage: in Frage). O ja, en Jean-Marie en Marine Le Pen zijn geen verre Franse familie van Herman Brood (pain) maar rijmen op Citroënnnn – dit gaat uitsluitend om de uitspraak maar is toch ook heel ernstig …  “Ja nou ja, maar in het Frans spreek je toch nooit een medeklinker uit aan het eind van een woord?” N’importe quoi! Oftewel Baarlijke Nonsens! Ezelsbruggetje voor tv-reporters en politieke commentatoren die het écht niet kunnen onthouden: bijna 18% van de Fransen stemde(n), met een potlood, op mevrouw Le …
(En nu nooit meer fout doen, hè?)

Nu dwaal ik zowaar wéér af!

GEORGIAN KEUKEN”.  Je komt helemaal uit je post-Sovjet schapenweide om een beter leven te vinden in West-Europa, in het kleine, natte Nederland om precies te zijn. Nog net niet het exacte aantal kilometers dat mevrouw Saakashvili ooit in omgekeerde richting aflegde, want hé: de Randstad is Terneuzen niet! Maar het blijft een eind. (Als Nederland ooit een Sovjetrepubliek was geworden, was de poldervariant van de Goelag trouwens vrijwel zeker in Zeeuws-Vlaanderen gesitueerd geweest.) Hoe dan ook, je arriveert hier en je begint een eetgelegenheid. Waarom niet? Een immigrant moet wat, nietwaar? Klanten gewenst: bord voor de deur.

Dat ze in Roelofstan Nederlands spreken, moet bekend zijn geweest. ‘Keuken’ immers, niet ‘kitchen’ - dat was snel opgezocht. Maar dat de taal der kaaskoppen zou beschikken over een eigen woord voor hun verre land van herkomst, nee, dat konden deze k-koppen (of trans-k-koppen) zich niet voorstellen. En zo werd het woordenboek niet ten tweede male geopend maar stelde Boris uit de losse pols voor het Engelse woord te gebruiken, dat uiteraard wel bekend was. Voor extra kosmopolitisch effect en/of gewoon uit luie onverschilligheid – en trouwens: alle Nederlanders spreken Engels, toch?     

En zo kom ik op mijn voorlopig laatste cause of discontent: leerders van het Nederlands die uitgaan van bovenstaande kreupele aanname plus de idiote formule ‘Nederlands = een soort Engels’ (“GEORGIAN KEUKEN) -  en dan boos worden zodra dat niet blijkt te kloppen. Zelf zijn en worden we in onze zompige dreven van kinds af aan zo intensief met dat Engels geconfronteerd, al is het maar passief, dat we vergeten hoe fundamenteel de verschillen tussen de twee talen zijn. Natuurlijk zijn er ook overeenkomsten, maar dat maakt het nou juist zo verraderlijk voor leerders van onze taal, waaraan – het zou niet gezegd moeten hoeven worden maar dat moet soms dus juist wel even – op de hele planeet bijna niemand wordt blootgesteld, met uitzondering van zo’n twintig miljoen mensen tussen Delfzijl en Rijsel (Lille), plus nog een handjevol in Paramaribo en omstreken en op een paar tropische eilandjes (variërend van piepklein tot microscopisch), waar althans de elite, naast gewóón machtig, ook het Nederlands min of meer machtig is. Verder vrijwel niks: wat uitstervende migrantenkolonies in Canada en Down Under misschien, en een enkele tweetalige, geriatrische Indonesiër. En nee, Afrikaans is geen Nederlands.

Tel daarbij op dat wij onze taal te pas en te onpas en naar hartenlust doorspekken met Engelse en quasi-Engelse termen en kreten (naar hartelust vind ik trouwens stiekem nog steeds), en dat wij het heel vaak verdommen om met buitenlanders Nederlands te spreken… Vind je het dan gek dat die taal van ons niet 100% serieus genomen wordt?

Nou is dat geen ramp; we delen dat lot met Denen, Luxemburgers, Basken en IJslanders. Maar voor immigranten, expats enz. is het natuurlijk een verkeerde grondhouding, die ik inderdaad te vaak aantref bij beginners en bijna-beginners – soms zelfs bij de allerslimsten! Hebben ze een stuk of vijfentwintig woorden geleerd, gaan we naar het volgende hoofdstuk: “Wááát? Nóg meer woorden?!!? Hoeveel woorden heeft die taal van jullie eigenlijk? “ Het antwoord luidt: op zijn minst 240.000 (laatste editie van de zogenaamde Dikke Van Dale). Daarvan gebruiken we als we spreken en schrijven overigens slechts een klein deel: de gemiddelde actieve of productieve woordenschat ligt rond de 10.000. Kijk je door een historische bril naar het Nederlands, dan kom je veel hoger uit: het Woordenboek der Nederlandsche Taal gaat terug tot ca. 1500 en bevat ongeveer 400.000 trefwoorden. En er schijnen puzzelwoordenboeken te bestaan die ook samenstellingen, vervoegingen, verbuigingen en andere afgeleide vormen vermelden, en zo op meer dan een miljoen ingangen kunnen bogen.  

Maar zelfs in die vuistdikke naslagwerken tref je het woord ‘Georgian’ niet aan.







Geen opmerkingen: