zaterdag

USA



- of: Size Does Matter 

Een van de schaarse aangename aspecten van zwaarlijvigheid is dat het altijd goed doet iemand te zien die er nog erger aan toe is dan jij …  Waar je je op zo’n moment precies bevindt, doet er niet toe, maar feit is dat een dergelijk verzachtend besef aan gene zijde van de Atlantische Oceaan nou eenmaal vaker vaardig wordt over de halfwas papzak die je nou eenmaal bent, dan hier. En dat komt weer doordat er in de Nieuwe Wereld nou eenmaal meer en grotesker fatso’s  (fatsos, fatsoes?) rondhobbelen dan in de Oude.

Zo is het: je kunt veel zeggen over weegschalen en statistieken (scales & statistics) maar ze liegen niet …  Ja, ja, ik weet het:  lies, damned lies & statistics, maar om deze machtige heerscharen van de God Obesitas kun je niet heen.

Onlangs moest ik er weer zijn, in de Verenigde Staten van Amerika. Ik was er al eerder geweest, een paar keer zelfs, maar mijn vorige bezoek aan The Land of the Free, tevens Home of the Brave, was al weer een poos geleden. En dan kan het voorkomen dat zo´n reis opnieuw een vervreemdende ervaring wordt, ook al valt het wel en wee van de Nieuwe Wereld vanuit Europa schier onafgebroken op televisie en internet te volgen:  O.J.  Simpson, The Late Great M. Jackson en ook échte mensen, al dan niet beroemd; van M.L. King tot B. Obama; politiek, politici, porno en politie;  soaps en CSI; musici, muziek, muzak en musea; Google, Apple, Microsoft; gebouwen en gadgets; staten en steden; lijken en landschappen...  auto’s natuurlijk; dieren, kunst, sport, gerechten … graffiti, tattoos, talk show hosts, Twin Towers;  orkanen, achtlingen, oil spills ...   Ja, van Columbine High School Massacre tot Arizona Shootout.  Er zijn talloze personen en persoonlijkheden die je min of meer kent, dingen die je min of meer weet  - en die je dus ook kunt weten zonder ooit voet te hebben gezet op die trans-Atlantische planeet - maar die je eenvoudigweg niet wéét  

Je hebt namelijk weten en wéten!

Zo is het één ding om te ‘weten’ dat het land GROOT is: circa tien miljoen km2, ofwel een slordige tweehonderdveertig keer Nederland. Maar hoe gekmakend, blaartrekkend, schuimbekbevorderend groot dat is … dát besef je telkens pas weer als je er zelf, op eigen kracht doorheen trekt (nou ja, ‘eigen kracht’, eigen paardenkracht …)  Wanneer je van één punt op de kaart naar een ander tracht te geraken. (Van New York naar Los Angeles is ongeveer van Lissabon naar Moskou !!)  En alsof die tien miljoen vierkante kilometers niet genoeg zijn, wordt de hallucinogene uitgestrektheid van het land nog extra kracht bijgezet door het ergerlijke feit dat men aan gene zijde van de Oceaan weliswaar ooit wijs genoeg was ervoor te kiezen het verkeer rechts te laten rijden (nadat ze de Britten eruit geknikkerd hadden, neem ik aan), maar dat men het helaas nooit heeft kunnen opbrengen de toch zo voor de hand liggende Europese gewoonte te volgen hier en daar een bord te plaatsen met daarop de naam van een stad, of van enkele steden van zekere omvang, welke men door het volgen van de weg in kwestie na kortere of langere tijd mag verwachten te bereiken. Dit nu kan voor overzeese bezoekers onaangenaam uitpakken, temeer daar die bezoekers dikwijls niet meer dan enkele weken ter beschikking staan om een of meer van de maar liefst vijftig staten van de Unie te doorkruisen en van nabij te bekijken. Kortom: de Europeaan, en zeker de polder-Europeaan uit Madurodam en omstreken, verkijkt zich in Amerika niet alleen gemakkelijk op afstanden maar vooral ook op reistijden. En zonder een degelijke wegenkaart bent u misschien nog wel ergens maar komt u echt nergens.

Over een paar jaar is dit probleem opgelost dankzij de in hoog tempo voortschrijdende navigatietechnologie. Dan zal er waarschijnlijk geen voertuig meer te koop of te huur zijn dat niet beschikt over zo’n goedgebekt wondermachientje, en anders woont het wel in je smart phone of 'äppärät' of hoe dat tegen die tijd heet. Maar zo ver was het afgelopen zomer dus nog niet, waardoor, zo ontdekten wij al spoedig, de staten Louisiana en Florida (en de staartjes van Mississippi en Alabama) gevoeglijk konden worden toegevoegd aan de zenuwzieke zoekplaatjesverzameling waartoe het land van Mother, God, Home & Apple Pie voor ons langzamerhand aan het verworden is. Helaas!  Niet zelden reden wij reeds rond het middaguur de county binnen waarin onze eindbestemming van die dag zich volgens kaarten, gidsen en welingelichte zegslieden moest bevinden, om deze pas tegen borreltijd (een enkele keer zelfs in schemerduister) daadwerkelijk te bereiken …  Tel bij al dit geografisch ongemak ook nog eens de maximumsnelheid op, die op de meeste Interstates een slakkerige 65 mijl bedraagt (104 km per uur, pfffffffff…), en the American Nightmare is compleet!  Zo spreekwoordelijk onbegrensd als de mogelijkheden in deze contreien heten te zijn, zo betuttelend bégrensd zijn er de snelheden.  

Tot overmaat van maf wordt die maximale 65 mijl per uur ook nog eens afgewisseld met lagere maxima, zoals daar zijn: 50, 45 of zelfs 40 mph (een schamele 64 km per uur, godbetere ‘t). Soms is dat min of meer rationeel verklaarbaar (kruising, school, brug, gehucht, stoplichten …) maar niet zelden lijkt een en ander hoofdzakelijk te zijn ingegeven door de behoefte van landerige law enforcement officers aan wat leven in de brouwerij. Zo’n State Trooper stelt zich verdekt op achter een van de alomtegenwoordige megabillboards, waarop meestal een geheel  vernieuwde aambeienzalf wordt aangeprezen, of de vele verdiensten van een plaatselijke makelaar-annex-aspirant-brandweercommandant. Zodra de niets vermoedende gast uit de Oude Wereld zo’n bord voorbij kachelt zonder zijn gang voldoende neerwaarts te hebben bijgesteld, is het feest! Met loeiende sirenes wordt de achtervolging ingezet. Maar houd u uw geestesoog wel een beetje in bedwang, als het u belieft?  Vooral niets DieHard-erigs of zo, want bij de snelheden in kwestie kun je niet echt verwachten dat de vonken eraf vliegen …  Tenzij de gepanikeerde Europeaan plotseling plankgas geeft, is de exercitie dan ook in minder dan een minuut voorbij. Vanaf het moment dat je stilstaat, waan je je overigens wel in één van de honderden politieseries waardoor je hersens van kindsbeen af gespoeld zijn: “I need you to step out of your ve-hi-cle, Sir. You too Ma’m. Thank you. Now, y’all put your hands on the car roof, please, and spread your legs ...”  Enfin, u kent de drill. Het is tot nu toe altijd goed afgelopen. Met de spreekwoordelijke sisser als je toevallig in een kruiperige bui bent (“Please accept our a’poh-LOW-gees, Orificer. We’re from Hol-land, Europe, you see? We live below sea level, so in our country we don’t need no speed limits …”   (laat, tenzij je kickt op een forse visitatie van diverse lichaamsholten, alsjeblieft nooit het woord ‘Amsterdam’ vallen want dáár hebben ze namelijk wel degelijk van gehoord, en dan duurt het allemaal véél langer… )

In het tot dusver ergste geval kregen we een alleszins redelijke, welhaast symbolische geldboete. Die men geacht wordt contant te voldoen - dat dan weer wel -  in ruil voor een soort Post-it, handbeschreven en voorzien van een weinig overtuigend stempeltje.   

In dit van vuurwapens vergeven land is het maar de vraag wie er ten slotte het meest opgelucht is als zo’n incident weer achter de rug is, netjes afgewikkeld zonder bloedvergieten: de overzeese overtreders of de plichtsgetrouwe wetshandhavers?  

Maar goed, we hadden het over afmetingen, dimensies zo u wilt. Die er, zoals bekend, niet toe doen, maar toch …  In dat kader is het waard op te merken dat Amerika voor zo’n GROOT land, waar ruim 300 miljoen inwoners dagelijks door ’s werelds meest onafzienbare supermarkten sjokken en zich non-stop volproppen met Supersized Macs en Giga Whoppers, en met volstrekt uit de hand gelopen urbane monstruositeiten als New York en Los Angeles, een federale hoofdstad heeft (‘Our Nation’s Capital’) van zeer bescheiden omvang en met minder inwoners dan Amsterdam. En dat de man die heerst over wat wij vroeger gemakshalve De Vrije Wereld noemden, dat doet vanuit een fris en fraai maar al met al nogal onaanzienlijk optrekje aan Pennsylvania Avenue. De ambtswoning van de president bleek zo veel kleiner dan ik kennelijk op basis van foto’s, film- en tv-beelden had verwacht, dat ik er de eerste keer bijna voorbij liep zonder dat ik er erg in had. Het is dat ik door medetoeristen op het gebouw geattendeerd werd …  En wij zijn in ons laag-bij-de-grondse postzegelstaatje aan de Noordzee toch niet veel gewend als het gaat om groot, groots en indrukwekkend. Maar weet dan dat dit Witte Huisje met zijn krap 5000 m2 vloeroppervlak door de meeste Nederlandse paleizen en overheidsgebouwen volledig wordt overschaduwd. Oké, het Catshuis is kleiner. En ‘t Kleine Loo (het woord zegt het al) Maar: Binnenhof 43.000 m2, Paleis op de Dam pakweg 22.000,  Soestdijk 18.410 en Huis ten Bosch toch ook nog altijd 8.785.
Dit weten veel mensen dus niet.

En om nog maar even door te zaniken over maten en dergelijke: u moet me echt beloven dat u nooit meer aan Engelstalige heren vraagt ‘how long’ ze zijn. In het beste geval gaan ze u omstandig uitleggen dat dergelijke vragen weinig politiek correct zijn, en dat het er vooral om gaat wat je ermee doet en zo …  How high’ werkt ook niet. Tenzij u de betreffende Engelstalige deze vraag stelt tijdens zo’n kort maar kruidig bezoekje aan Mokum, met name nog altijd erg populair onder jongeren en ex-jongeren aan gene zijde van de Noordzee. Nee, uw nieuwsgierigheid gaat weliswaar uit naar ’s mans ‘height’ maar de gebruikelijke formule om daarachter te komen luidt, als u zulks dan per se wilt weten: “How tall are you?” Niet dat u vervolgens veel heeft aan een antwoord als “five foot ten” - en u kunt zich volgens mij sowieso beter met uw eigen zaken bemoeien …

En dat brengt ons natuurlijk naadloos op de lichaamslengte van Amerikaanse presidenten. Dat de eerste zwarte bewoner van het Witte Huis groter is dan zijn voorganger, dat voel je aan je water dan wel op je klompen aan …  De heer Obama valt namelijk in de categorie Clinton en pappa Bush (zo’n 1.88 m.). George W. en JFK waren met hun 1.83 m. geen dwergen, maar het schéélt toch …  En dat Harry Truman (1.75) en Jimmy Carter (1.77) ook tijdens hun presidentschap reeds gemakkelijk over het hoofd werden gezien, behoeft niet te verbazen. Nee, dan Abraham Lincoln en Lyndon B. Johnson: die liepen met hun respectievelijk 1.93 en 1.92 beslist niet alleen figuurlijk tegen de lamp.

Terug naar onze avonturen in Louisiana en Florida. Uitgerekend aan het begin van de zwoele avond van 4 juli reden wij Pensacola Beach binnen, via de onafzienbare Pensacola Bay Bridge en de kortere Pensacola Beach Boulevard. De laatste is technisch gesproken half brug, half ‘causeway’ … Vindt u dat trouwens ook zo’n héérlijk, ultra-Amerikaans woord, causeway ? Voor zo’n snelweg op een opgespoten zandbank met aan weerszijden water (denk Afsluitdijk, denk N302 van Lelystad naar Enkhuizen). En ja, da’s dan weer heel andere koek dan die tot de einder voerende highways waar je op één dag zegge en schrijve twee keer wordt ingehaald en vier of minder tegenliggers ziet. Het was druk op de weg naar Pensacola Beach; en in Pensacola Beach was het nog drukker. Ik bedoel: we zijn wat gewend in Nederland qua druk en bevolkingsdichtheid! Op de wereldranglijst staat West Nederland (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht) hoog, met niet minder dan 1.076 mensen per km2  Maar … het kan altijd véél en véél  erger:  Berlijn e.o. (3.848),  Brussel (4.566),  Greater London (4.823) … En wat te denken van New York City (10.000), het Departement Parijs (20.432) of Delhi (32.000)? Kunt u zich bij dat laatste überhaupt nog iets voorstellen? De Randstad  x  30 !

Nou ja, kort en goed: het was die dag druk in Pensacola Beach. Straten en stranden waren vol hossende studenten en andere ladderzatte vierders van de American Dream. Doet er niet toe of die af en toe hapert of niet. En ze hebben niet zo heel vaak vrijaf, dus áls het dan een keer mag, drie aaneengesloten dagen zuipen en anderszins de beest uithangen …  drie hele dagen rust in de Rat Race, drie hele dagen weg uit Corporate America  Vandaar waarschijnlijk.

Na uren rondrijden en informeren konden we slechts tot één conclusie komen: alleen het Hilton had nog kamers, herstel: één kamer. “430” sprak de robotstem door de luidspreker bij de ingang van des Hiltons parkeerfaciliteiten kortaf. Was dat het nummer van de enige resterende kamer?  Of de prijs in dollars per nacht exclusief ontbijt en eventueel minibargebruik? Ik durfde het niet te vragen … “Yeah, that’s fine, thank you.”  De slagboom ging open.

We hebben daar een paar fijne dagen doorgebracht, ondanks de herrie. (Dure dagen, dat wel: het was niet het kamernummer!) Maar wat ik maar wil zeggen: het is toch wel het land van vlaggen en voze vetkleppen. Mensen, mensen, wat zijn ze patriottisch: Stars & Stripes  left, right and centre, pardon: center. En heus niet alleen op 4 juli. En gottetgottegot wat zijn ze vaak … dik.

De combinatie van de twee is ook leuk: we zagen menig clubje bovenmaatsen die zowel allemaal als helemaal in Stars & Stripes-textiel gewikkeld gingen, hetgeen de schier ononderbroken freakshow van de gravitationally challenged plotseling een leuk, kleurrijk tintje verschaft.  (‘Horizontally challenged’ schijnt tegenwoordig ook wel gebruikt worden … zou dat nou nóg minder kwetsend zijn …?)

Ach ja, in zekere zin is Amerika effectiever dan de meeste diëten: ik voel me er althans altijd een stuk lichter en slanker dan thuis! Geen Jonge God of lenige atleet hoor, maar het scheelt toch …

Bollerik in het Land van Hans Brinker, een tamelijk matige middenmoter in de States – mooi meegenomen!


Geen opmerkingen: