BAMESTRA
Ik ben al mijn hele leven atheïst. Ik geloof niet in een
god, of in goden. Toen ik klein was, heb ik het wel geprobeerd maar het lukte me
eenvoudig niet. Christopher Hitchens meende zelfs te behoren tot een grote groep
mensen die van nature niet in staat zijn
te geloven (in de religieuze zin des woords), een speciaal ‘menstype’ misschien.
Hij schaamde zich daar bepaald niet voor en ging nog een stap verder: hij
verklaarde zich tot anti-theïst. Sommige atheïsten, agnostici en deïsten
erkennen wel dat een gezamenlijk beleefd geloof de mens, naast heel veel
haat, bloedvergieten en ellende, ook veel positiefs heeft gebracht, of althans
kán brengen. Voor hen wringt de schoen bij het idee van een opperwezen dat liefhebbend
zou zijn en tegelijk alomtegenwoordig, alwetend en almachtig: waarom moet er
dan zo veel geleden worden? Toch voelen degenen onder hen die bewust afscheid
hebben genomen van een bepaalde godsdienst, soms een gemis. Ze geloven niet
meer dat het waar is maar ze zouden graag willen dat het waar was - vooral vanwege
het uitzicht op een leven na de dood. Anti-theïsten daarentegen huiveren bij de
gedachte aan zo’n kosmische Big Brother, die de mens zowel tijdens als na zijn leven
in de gaten houdt. Zij zijn juist verheugd dat er van al die verhalen niets
blijkt te kloppen! Als anti-theïst kun je vervolgens – net als een gelovige
trouwens – de keuze maken om je inzichten en je blijdschap min of meer voor
jezelf te houden, of om je militant op te stellen en geïnstitutionaliseerde en
massaal beleden religies actief te bestrijden, om de aanhangers ervan als het
ware te bekeren. Dat laatste lijkt verdacht veel op evangeliseren en draagt het
risico in zich dat het anti-theïsme zelf verwordt tot een soort religie, of op
zijn minst een ideologie, een sekte, een partij.
Wanneer begon de mens te bidden? Wanneer kwamen er geesten
en goden in zijn leven? Bij onze naaste familie, de mensaap, lijkt niets te
wijzen op enigerlei spiritualiteit. Emoties, dat wel. Rituelen? Misschien (apen,
olifanten, dolfijnen …) Moraal? Mmmm …. Voor ons gevoel zijn al deze dingen toch
nauw verbonden met taal. Maar daarmee
is natuurlijk nog niet gezegd dat de sprekende mens ook meteen een gelovige,
biddende mens was. Bovendien weten we niet sinds wanneer de mens in staat is te
spreken. Sterker nog, we weten niet eens hoe lang homo sapiens überhaupt op deze
planeet rondhuppelt: circa 200.000 jaar is het getal dat meestal wordt genoemd.
Een iets scherper beeld hebben we van wanneer de mens begon te schrijven: volgens sommigen was dat zo’n
9000 jaar geleden, volgens anderen niet meer dan 4000 jaar geleden. Over de
eerste pakweg 190.000 mensenjaren weten we dus weinig, maar daarna wordt één
ding duidelijk: voor ons soort sociale primaten horen ritueel, religie en
moraal er vrijwel onverbrekelijk bij. Vaak werd een en ander diep gevoeld en
vurig beleden, soms ging het er een stuk lauwer aan toe, maar pas in de loop
van de zeventiende en achttiende eeuw zien we in Europa het voorzichtige begin
van een echt alternatief wereldbeeld: een zinloze en chaotische kosmos zonder
god, die aan elkaar hangt van tamelijk willekeurige natuurkrachten en -wetten. Maar
zelfs tegenwoordig, ruim drie eeuwen later, beschouwt het overgrote deel van de
wereldbevolking zichzelf als gelovig (volgens onderzoek van WIN/Gallup bijna 80%).
Ik dus niet.
Een paar keer per week rijd ik naar de universiteit waar ik
werk. Zowel op de heenweg als op de terugweg kom ik dan langs een forse villa,
een villa met een naam: ‘Bamestra’. Telkens
kijk ik naar dat huis en zeg ik hardop: ‘Bamestra!’.
Waarom doe ik dat? In het begin vond ik het een
fascinerende, exotische naam, maar sinds ik weet dat het gewoon de wat Latijnserig
aandoende naam is voor de Noord-Hollandse Beemster (nu een polder, ooit
natuurlijk een meer), is die glans er vanaf. (Hoewel ik me lang heb afgevraagd waarom
je een villa in Zuid-Holland zo zou noemen; maar zelfs dát weet ik inmiddels: daar
zat een rijke Alkmaarse kaasboer met heimwee achter!)
‘Bamestra’ is maar een voorbeeld hoor, maar ik denk dat homo
sapiens een raadselachtige behoefte heeft aan ritueel - zelfs als men weet dat het
zinloos, irrationeel en eigenlijk een beetje belachelijk is. Wat ik nu wil
weten, is het volgende: hoe en waarom
zijn we zo geworden? Wat was ooit het evolutionaire voordeel van dit merkwaardige
gedrag, dat dus kennelijk ook zonder geloof in goden, geesten of andere immateriële
entiteiten kan voortbestaan? Dames en heren evolutiedeskundigen, ik hoor
graag van u.
Yo! Als je erom
vraagt, krijg je het ook …
Een paar uur na publicatie had ik al een reactie binnen, tot
mijn grote vreugde van professor Cees van Leeuwen, hoogleraar aan de Faculteit
Psychologie en Pedagogische Wetenschappen te Leuven en oud-klasgenoot uit vervlogen
tijden (het late Jura voor mijn gevoel).
Cees zegt onder meer dat
rituelen bij allerlei diersoorten zijn aan te treffen: paringsdansen, de
ingewikkelde structuren die vissenmannetjes bouwen om wijfjes te verleiden tot
het leggen van eitjes. “Het evolutionair principe, dat hieraan ten grondslag
ligt, is dat enkel de ‘fittest’ tot
het verrichten van zulke omslachtige handelingen in staat zijn. (…) Dieren en
mensen scheppen op deze manier orde uit chaos, en zijn geneigd tot het zien van
samenhangen, ook waar er geen structuur is. Dat we hiertoe neigen, berust op
het evolutionair principe dat aan perceptie ten grondslag ligt. Perceptie stelt
ons in staat te overleven, niet omdat ze ons de wereld toont zoals ze is, maar
omdat ze ons in staat stelt op grond van onvolledige informatie snel en
effectief patronen te herkennen die ons helpen te overleven. Dat we daardoor
ook patronen zien als die er niet zijn, is een onontkoombaar gevolg.”
(Klik voor de complete tekst
hieronder op ‘REACTIES')
1 opmerking:
Leuk stukje. Zonder mezelf als deskundige te willen doen gelden, wil ik erop wijzen dat rituelen bij allerlei diersoorten zijn aan te treffen. Denk maar aan paringsdansen bij sommige vogels, of de ingewikkelde structuren die vissenmannetjes bouwen om wijfjes te verleiden tot het leggen van eitjes. Het evolutionair principe, dat hieraan ten grondslag ligt, is dat enkel de "fittest" tot het verrichten van zulke omslachtige handelingen in staat zijn. Maar zo'n verklaring alleen volstaat niet. Fitness kan immers ook op andere manieren worden tentoongespreid: grootste verenpracht, dikste portemonnaie, etc. Hoe kan het ritueel dan zo'n prominente rol spelen? Hoe kan het ueberhaupt onstaan? Ook hierop heeft de evolutie een antwoord: zet een duif in een Skinnerbox en beloon deze op willekeurige momenten met voedsel. Op termijn ontwikkelt het beest dan een heel ritueel, en gaat allerlei dansjes doen, als het ware in de hoop voedsel te krijgen. Dit gedrag ontwikkelt zich, omdat datgene wat het beest toevallig doet op het moment dat het met voedsel wordt beloond, systematisch wordt versterkt. Dieren, en mensen scheppen op deze manier orde uit chaos, en zijn geneigd tot het zien van samenhangen, ook waar er geen structuur is. Dat we hiertoe neigen, berust op het evolutionair principe dat aan perceptie ten grondslag ligt. Perceptie stelt ons in staat te overleven, niet omdat het ons de wereld toont zoals ze is, maar omdat ze ons in staat stelt, op grond van onvolledige informatie snel en effectief patronen te herkennen, die voor ons helpen te overleven. Dat we daardoor ook patronen zien als die er niet zijn, is een onontkoombaar gevolg. Dat dit principe godsdienst in de hand werkt, zien we bijvoorbeeld in het voorkomen van de zg. "cargo cults".
Een reactie posten