zaterdag

FATAAL

Wanneer was het ook alweer dat je in Hollywood-films plotseling echt Duits en Russisch enzovoort kon horen in plaats van Engels met een lachwekkend vet accent? De eerste titel die me te binnen schiet, is Babel (2006), maar daar lag het er dan ook wel erg dik op. (What’s immers in a name?) Ik denk eerlijk gezegd dat de ontwikkeling van eerder dateert - en dat het proces nog altijd voortschrijdt, zij het langzaam. Want hoe vaak begint een eenentwintigste-eeuwse film of serie niet met een paar obligate zinnen in het Frans of het Chinees, zodat de kijker weet hoe de vork in de steel zit (onder andere waar we zijn, en wie de good guys en de bad guys zijn). Vervolgens  besluit iedereen op wonderbaarlijke wijze zich alleen nog maar in het Engels uit te drukken, al dan niet gebrekkig. Gek word ik ervan!         

Maar soms kan dat hinken op twee gedachten ook vermakelijk zijn om gade te slaan. Een fraaie illustratie van de verwarring waaraan scenaristen, regisseurs, producenten en aanverwante potentiële #MeToo-beklaagden kennelijk nog altijd ten prooi zijn, is Woman in gold, een Brits-Amerikaans drama uit 2015 over de strijd van de Joodse Maria Altmann om teruggave van door de nazi’s geroofde familiebezittingen. Zowel de jonge Maria (Tatiana Maslany) als de al dan niet geüniformeerde slechteriken weren zich kranig in een alleszins authentiek klinkend Duits (in mijn oren althans, wat natuurlijk niet alles zegt). Het grootste deel van het verhaal speelt zich echter af na de oorlog, als mevrouw Altmann (Helen Mirren) al lang en breed in Californië woont. Dat zij zich dan van het Engels bedient, is natuurlijk helemaal in orde. Waar het mij om gaat, is de scene waarin jonge Maria afscheid neemt van haar doodzieke vader. Die laatste zegt dan midden in alle begrijpelijke emotie iets als: je gaat nu een nieuw leven beginnen in een nieuw land en daarom gaan we gedurende de rest van dit hartverscheurende afscheid met elkaar de taal van dat nieuwe land spreken. Ja, dûh! 
      
Nee, geef mij dan maar de oplossing waarvoor de onvolprezen Douglas Adams koos: met zijn Babelvis (!) in één van je oren kan je alles begrijpen wat er wordt gezegd, in welke taal dan ook - en niet alleen op de aarde. Kriebelig en misschien weinig hygiënisch, maar it does the trick.         

Dat verhalenvertellers en -verzinners met het verschijnsel taal in hun maag zitten en fantaseren over een ééntalig of geentalig Land van Ooit, is tot daaraan toe. Ernstiger wordt het als politici en beleidsmakers zo diep zinken. Je ziet dat bijvoorbeeld in het naïeve waanbeeld van een Ever closer union, een op afzienbare termijn te realiseren Verenigde Staten van Europa. Een verregaand verscheurde natie als de Verenigde Staten van Amerika tot voorbeeld nemen is sowieso dubieus, maar ons werelddeel kent zelf ook een fors aantal breuklijnen, waarvan de talrijke taalgrenzen niet de minste zijn (24 officiële EU-talen, meer dan honderd talen in het werelddeel als geheel). Voor bloedige en minder bloedige animositeit zijn die weliswaar niet strikt noodzakelijk (in Ierland en Joegoslavië was religie voldoende), maar ze ‘helpen’ wel (België, Oekraïne, Catalonië, Baskenland).


Van eenzelfde hemeltergende en uiteindelijk gevaarlijke onnozelheid getuigt het Nederlandse taalbeleid ten aanzien van het hoger onderwijs. Van nieuwkomers vragen we tegenwoordig (terecht) dat ze zich het Nederlands zo snel mogelijk eigen maken. Uit eigen, dagelijkse ervaring kan ik u verzekeren dat dit een hel(s)e klus is, waar dikwijls veel te licht over wordt gedacht. Tegelijkertijd wordt de taal die al meer dan duizend jaar in deze streken wordt gesproken, aan onze universiteiten en hogescholen opgeofferd ten gunste van de planetaire lingua franca: zeventig procent van de masteropleidingen is al in het Engels, waarbij je - zo vrees ik - ‘het Engels’ soms mag vervangen door ‘een soort Engels’. Taalpsychologe Annette de Groot sprak onlangs van ‘taalverdringing’ en ‘ontwoording’: door “de hele dag te spreken, denken en schrijven in het Engels verliezen wij een deel van ons vocabulaire en daarmee van onze mogelijkheid te denken” (Volkskrant, 6 okt. 2017). Binnenkort kunnen we ons dus weer eens op de borst kloppen: dan is ons Nederlands namelijk van hetzelfde middelmatige niveau als ons Engels. Well done!     



H.A. 14 januari 2018




PS: Dichter Jean Pierre Rawie werd door de Rijksuniversiteit Groningen uitgenodigd om een lezing te geven over, zoals hij het zelf formuleerde, “mijn dichtwerk en deszelfs totstandkoming” in … het Engels. “Het komt me vrij krankjorum voor aan een Nederlandse hogeschool (sic) in het Engels over Nederlandse poëzie te spreken, temeer als ter illustratie aangevoerde citaten eveneens vertaald dienen te worden. Heel Nederland, de universiteit voorop, lijdt aan de Engelse ziekte” (Dagblad van het Noorden, 6 januari 2018).



Geen opmerkingen: