Voornaamwoorden
Beroepsdeformatie komt in de beste kringen voor: de fysiotherapeut die het letterlijk niet kan aanzien als iemand onderuit hangt op een bank of in een stoel; de journaliste die altijd maar hinderlijk doorvraagt, zelfs tijdens een potentieel romantisch etentje; het binnenhuisarchitectenechtpaar dat langskomt bij de buren en meteen met meubels begint te schuiven; de chirurg die … Enfin, u begrijpt wat ik bedoel.
Ook de professionele taaltrainer gaat
in de loop van zijn/haar carrière steeds meer gebukt onder dit syndroom. Na een
paar jaar aan het trainingsfront merkte ik het al: je bent zo op je qui-vive dat
je bij iedere afwijking van de gangbare standaardtaal moeite hebt niet toe te
geven aan de neiging tot betekenisvolle kuchjes, subtiele handgebaren en
opgetrokken wenkbrauwen. Volledige Pavlovisering! Dat komt natuurlijk omdat je beroepshalve
dag in, dag uit moet reageren op “de
huis, de boek, hij ben, jij heeft, zij woon (woont jij ook …?), huiswerk niet gedoen” en dergelijke. Dat
wordt een tweede natuur, een reflex, slechts gedeactiveerd tijdens diepe slaap
en liederlijke dronkenschap. Of soms ook wanneer des trainers detectie- en responssysteem
oververhit raakt. Zoals onlangs, toen ik een Engelstalige cursiste had verteld
dat mij later die week een wortelkanaalbehandeling te wachten stond, en zij
repliceerde met een empathisch en welgemeend: “Ik wil ben denkend op jij!” “Bedankt”, was het enige wat ik kon
uitbrengen - zonder kuchen, armen en handen in rust, wenkbrauwen in het gelid.
Maar ter zake: er wordt dezer dagen hevig bekgevochten, soms zelfs vuistgevochten, omtrent … (houdt u vast!) ... een woordsoort. Dit gebeurt vooral in Noord-Amerika en elders in de ‘Anglosphere’, maar bijvoorbeeld ook in Zweden, alwaar de taal sinds enkele jaren is verrijkt met een nieuw voornaamwoord (hen), dat zowel ‘hij/zij (gelieve niets door te halen)’ kan betekenen als ‘noch hij/noch zij (deal with it!)’. Hartstøkke hendig, toch?
Maar ter zake: er wordt dezer dagen hevig bekgevochten, soms zelfs vuistgevochten, omtrent … (houdt u vast!) ... een woordsoort. Dit gebeurt vooral in Noord-Amerika en elders in de ‘Anglosphere’, maar bijvoorbeeld ook in Zweden, alwaar de taal sinds enkele jaren is verrijkt met een nieuw voornaamwoord (hen), dat zowel ‘hij/zij (gelieve niets door te halen)’ kan betekenen als ‘noch hij/noch zij (deal with it!)’. Hartstøkke hendig, toch?
“Hoe dichter bij de pool, hoe
koeler het hoofd.” Welnu, met deze bekende Oudhollandsche tegeltjeswijsheid
kunnen we hier gevoeglijk afrekenen, want een andere natie die hevig worstelt
met ‘gender neutral pronouns’ en ‘preferred gender pronouns’, is Canada.
Daar is men sinds kort zelfs wettelijk verplicht om in de sociale dan wel
beroepsmatige omgang met LGBTQ+-ers de persoonlijke en bezittelijke
voornaamwoorden te hanteren waaraan de LGBTQ+-er in kwestie de
voorkeur geeft. Niet zozeer wanneer men die persoon aanspreekt (want aan ‘you’, ‘your’ en ‘yours’ kun je
je geen buil vallen), maar wel wanneer men verwijst
naar h … uh, (hè?) hum, het, hen, haar/hem,
ze, huns, hullie, zullie ... Dus als
een forse, behaarde bodybuilder met zichtbare bobbel in de broek net is begonnen
aan een zoektocht naar haar vrouwelijke ik, dan moet men
- dat wéten
- tegen een derde partij zeggen: “dat kan je beter aan haar vragen” (bijvoorbeeld).
- dat wéten
- tegen een derde partij zeggen: “dat kan je beter aan haar vragen” (bijvoorbeeld).
Evenzo kan het voorkomen dat men
aan een wulps blond wezen op naaldhakken en met cup H dient te refereren met hij, hem
en zijn. “Heb je al aan hem gevraagd of hij je kan helpen met die opdracht? Want
dat is echt zijn pakkie-an!”
Weet men het wel maar doet men het niet, of niet op de juiste manier, dan is men in Canada sinds 19 juni 2017 strafbaar wegens ‘hate propaganda’.
Weet men het wel maar doet men het niet, of niet op de juiste manier, dan is men in Canada sinds 19 juni 2017 strafbaar wegens ‘hate propaganda’.
Nog interessanter wordt het indien
iemands gender variabel is, dus als die iemand zich nu eens vrouw voelt en dan
weer man, in het weekend allebei en op feestdagen geen van beide. Zoek LGBTQ+
maar even op in Wikipedia; dat geeft een idee van de talrijke mogelijkheden,
varianten en combinaties. (Het is trouwens inmiddels al LGBTTTQQIAA++++++
geworden en het eind is nog niet in zicht.)
Wanneer was mijn professionele feedbacksysteem
voor het eerst merkbaar in de war? Dat moet aan het prille begin van de nieuwe eeuw
zijn geweest. Ik had al zo’n twintig lesjaren achter de rug en in een
tijdsspanne van enkele maanden overkwam het mij maar liefst twee keer! Ik weet
niet meer wie eerder kwam: Franse Pierre die het trots had over zijn man, of Oekraïense
Natascha die zei dat haar vrouw een Nederlandse was? Maar in beide gevallen protesteerde
de programmatuur in mijn necktop heftig.
Pavlov pur sang! Ja, vindt u het gek?
Na decennia van persoonlijke conditionering en een collectief-culturele bagage die
honderden millennia teruggaat. Gelukkig
ben ik snel van begrip en is mijn improvisatievermogen bijna even goed
ontwikkeld als mijn pedagogisch-didactisch inzicht (over mijn bescheidenheid
komen we wellicht ooit nog te spreken), dus beide keren slaagde ik er op het
nippertje in de dreigende faux pas te vermijden.
En dit waren dan alleen nog maar onschuldige
gevalletjes van ‘haar vrouw/zijn man’. Daar ben ik inmiddels aan gewend, ook al
betrap ik mezelf erop dat ik, heel risicomijdend, soms kies voor het laffe
woord ‘partner’. Hoe dan ook, ik hoop van harte dat de overheid hier te lande niet
- à la Zweden en Canada - gaat
morrelen aan onze persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden, fundamentele
bouwstenen van de Nederlandse taal immers, die in de loop der eeuwen hun vorm
en functie hebben verkregen. Voor het Engels vond ik onderstaande fröbeltabel,
een indrukwekkend staaltje van SJW-huisvlijt vol interessante gender-neutrale
suggesties. Houdt u zich maar weer stevig vast; zó ver kan gekte gaan:
genderneutrale aanvulling op he/she
|
genderneutrale aanvulling op him/her
|
genderneutrale aanvulling op his/her
|
genderneutrale aanvulling op his/hers
|
genderneutrale aanvulling op himself/herself |
zie
|
zim
|
zir
|
zis
|
zieself
|
sie
|
sie
|
hir
|
hirs
|
hirself
|
ey
|
em
|
eir
|
eirs
|
eirself
|
ve
|
ver
|
vis
|
vers
|
verself
|
tey
|
ter
|
tem
|
ters
|
terself
|
e
|
em
|
eir
|
eirs
|
emself
|
Oef!! Dit alles ben ik in de klas
tot dusver nog niet tegengekomen, maar ik houd mijn bange hart vast. En er ís
al zo veel geslachtsverwarring in de taalklas - of althans in de NT2-klas. Om
te beginnen is er het bij tijden storende feit dat velen met de beste wil van
de wereld het verschil niet kunnen horen (laat staan maken) tussen het woord ‘vriendin’ en de meervoudsvorm ‘vrienden’. “Wat hebben jullie gisteravond gedaan?”,
vroeg ik ooit een echtpaar uit het Midden-Oosten. “Ik was bij mijn vriendin”, antwoordde
de man ronduit. Zijn echtgenote keek weliswaar zuinigjes, maar dat deed zij
altijd; zij leek er niet heel zwaar aan te tillen ... En dan zijn er natuurlijk de namen: niet iedereen denkt bij Judi,
Yohana, Nicola en Andrea meteen aan heren - maar dat waren, herstel: dat zijn ze wél. Daar staat tegenover dat ik
ook eens een groep had waarin zowel een cursist zat die door zijn ouders Stalin
was genoemd, als een die Maw heette (spreek uit: Mao). Geen gevaar voor genderverwarring - nee, dat niet. Maar het kon
toch ook leiden tot tamelijk vervreemdende situaties: “Wie doet morgen zijn presentatie? Stalin of Mao?” Het zegt
waarschijnlijk veel over mijn onderontwikkelde gevoel voor humor maar soms slaat
bij mij de slappe lach toe. (Zoals in die groep waarin relatief veel
Spaanstaligen zaten: “Jezus komt vandaag
niet, maar volgende week komt hij zeker …” En de week daarop dan
natuurlijk: “Ah, Jezus is terug!”).
Goed, we waren in het
uitgestrekte land van Mounties en Maple Leaf, meen ik. Veel tegenstanders van de nieuwe Canadese wet zeggen in het
geheel geen probleem te hebben met transseksuelen en transgenders als zodanig,
noch met inter- en aseksuelen, pan-genders, gender-queers en ga zo nog maar
even door. Zij zijn heus wel bereid deze mensen aan te spreken en te behandelen
op basis van hun specifieke voorkeuren, mits dat praktisch haalbaar is, en mits
die voorkeuren tijdig en duidelijk bekend worden gemaakt. Dat kan ik billijken.
Als er op mijn presentielijst ‘Tom X.’ staat, en de heer X. (of mevrouw X, of …pfff
…) laat mij bij kennismaking meteen expliciet weten tegenwoordig liever met Dick of Harry te worden aangesproken, dan heb ik daar immers ook geen
moeite mee. Waarom zou ik? En ik verneem uit betrouwbare bron dat wetenschappers
het oude zwart-wit-schema van de mannelijke man en de vrouwelijke vrouw die
zich ook ‘van binnen’ 100% heteroseksuele man dan wel vrouw voelen, inderdaad hebben
vervangen door inzichten met veel meer grijstinten. Maar waar de critici van ‘Bill C-16’ terecht bezwaar tegen hebben
is ‘compelled speech’, ofwel het feit dat hun taalgebruik, het
resultaat van een proces van eeuwen, nu van hogerhand wordt aangestuurd - een
historisch novum (althans in de democratische wereld). Zij zeggen: wij kiezen onze eigen woorden, dank u
beleefd, en zolang wij met die woorden geen zinnen boetseren die oproepen tot geweld,
heeft de wetgevende noch de rechtsprekende macht er iets mee te maken! (Is deze
materie wellicht interessant voor Nederlandse politieke partijen die niet vies
zijn van een potje ‘virtue signalling’ en/of
naarstig op zoek zijn naar nieuwe kroonjuwelen? Je weet maar nooit …)
Ik vraag me overigens af of men zich in het
Franstalige deel van Canada net zo opwindt over deze kwestie, aangezien in
ieder geval de bezittelijke voornaamwoorden
in het Frans reeds geheel en al geslachtsonafhankelijk zijn, althans
onafhankelijk van het geslacht (en voor mijn part de gender) van de bezitter. De keuze tussen ‘son’ en ‘sa’ hangt immers af van het grammaticale ‘geslacht’ van het
bezetene: son livre, sa maison. Iedereen die er langer dan een paar minuten over heeft nagedacht, zal beseffen
dat het bij het traditionele gebruik van woorden als ‘geslacht’ en ‘regels’ in
een linguïstische context gaat om analogieën: een boek is op geen enkele wijze
mannelijker dan een huis, zoals je ook heus geen bekeuring riskeert als je afwijkt
van de in een bepaalde taalomgeving vigerende syntactische of morfologische
gebruiken. Zelf zou ik er een voorstander van zijn om voor dergelijke
taalfenomenen minder misleidende termen te introduceren, maar dat terzijde. Analogieën dus; vergelijk het maar met Richard
Dawkins’ ‘Selfish Gene’: natuurlijk
beschikt ons erfelijk materiaal niet
over een eigen karakter, met aangename en minder aangename eigenschappen. Wij
wel, onze genen niet. De vergelijking is slechts een handig hulpmiddel om de
rol van genen in het natuurlijke evolutieproces beter te begrijpen. Mijn scheikundeleraar
deed vroeger ook van die mysterieuze antropomorfische uitspraken: “Ja jongens, en zo fietsen die elektronen
rond de atoomkern” en “Deze deeltjes
willen allemaal maar één ding: weg van elkaar”. Van scheikunde begreep en
begrijp ik weinig, maar geloof me: elementaire deeltjes in het algemeen willen
niks en elektronen fietsen niet. En wat die grammaticale ‘geslachten’ betreft: ‘auto’ is mannelijk in het Nederlands maar onzijdig
in het Duits; in Frankrijk spreken ze van la
planète, in Spanje van el planeta.
Dus ga maar na …
Aha, u vindt dat ik afdwaal …
Oké, terug dan naar mijn zorgen en
klachten rondom de ‘LGBTQenz-revolutie’ van de afgelopen jaren. Ik vind
het moeilijk te zeggen wat mij meer zorgen baart:
- - het steeds meer in zwang rakende doen alsof er
geen wezenlijke biologische en andere verschillen bestaan tussen man en vrouw;
dan wel
- - het al even modieuze doen alsof er naast die
twee ‘smaken’ nog een stuk of dertig andere volwaardige seksuele en
gender-varianten bestaan, bijna allemaal on-herkend en on-erkend door de
westerse, kapitalistische, ‘witte’ (lees: racistische) en patriarchale maatschappij
en dus zonder uitzondering slachtoffers van onderdrukking;
óf
- - de groeiende sociale druk en soms dus zelfs
overheidsdwang om ook in dit denken, of liever: in dit doen alsof, klakkeloos
mee te gaan.
Ik zeg bewust ‘ook’ want er zijn tegenwoordig
zoals bekend meer voorbeelden van dit soort dwangdenken, waar altijd een vroom en penetrant
dogmatisch-sektarisch luchtje omheen hangt. Het begint met een verbod op roze
voor meisjes en blauw voor jongens, gender-neutrale wc’s en ‘Geachte bewoner’ in
plaats van ‘Geachte heer/mevrouw’ – en waar het eindigt? Ik weet het niet. Maar
sinds Orwell weten we wel dat repressie en totalitarisme goed samengaan met Newspeak.
Ach, misschien ben ik overgevoelig
voor dit soort dingen. Het zal de leeftijd wel zijn. Maar toen ik laatst op het
station die nieuwe aanhef hoorde (‘Beste
reizigers’) voer door mij een stille huiver …
H.A., 29 maart 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten