Deftig
“Moeilijk praten is makkelijk”, schreef Paulien Cornelisse naar aanleiding van de overwinningstoespraak van Thierry Baudet in de Volkskrant van zaterdag. Of ik het daar helemaal mee eens ben, weet ik niet. Maar op haar conclusie “Makkelijk praten is een stuk moeilijker” valt niets af te dingen. Ook columnist Rob Hoogland van de Telegraaf had naar Thierry’s triomfantelijke voordracht gekeken en vroeg zich bij monde van zijn ’volkse maar onvergetelijke’ schoonmoeder af: “Wanneer ga je weer normaal praten, joh?”
Tranen van woede en verdriet - in sommige kringen is dat de enige aanvaardbare
reactie op de monsterzege van Forum voor Democratie en op de speech in kwestie.
Maar ik moet eerlijk zeggen dat die uil van Minerva, die zijn vleugels spreidt
bij het vallen van de boreale avond, ook mij vooral op de lachspieren werkte. Niettemin
zal het voor aankomend humorist Baudet nog een hele klus worden zich te
ontworstelen aan de slagschaduw van de grijze oervader der vaderlandse dijenkletsers,
woordspelers en moppentappers, die op het Boekenbal eens temeer liet zien hoe
indrukwekkend stand-up comedy in zijn
zuiverste vorm kan zijn. Al moet het mij van het hart dat zijn eertijdse sidekick Bram Vermeulen zaliger nagedachtenis
een stuk overtuigender was dan die van de pot gepleurde pretentieuze poezenkiller
‘Tinkebell’ (“Ik ben met Freeeek, ik ben
met Freeeeek!!”). Neerlands hoop in bange
dagen? Mmm …
Er heeft zich trouwens nog een geduchte concurrent aangediend als het
om lachen gaat: Asha ten Broeke, die (in de Volkskrant
van vrijdag) een perfecte pastiche produceerde van het soort alarmproza dat in
de jaren dertig door het Comité van Waakzaamheid werd gebezigd (“Word wakker: de fascisten hebben gewonnen”). Destijds terecht, haast ik mij er
voor alle zekerheid bij te zeggen. Waren er toen maar wat méér mensen geweest met
een vooruitziende blik. Maar goed, tegenwoordig zijn wij vrij en blij, want wij
hebben droogkomiek Asha. On-be-taalbaar!!
Maar laten we het daar vandaag niet over hebben.
Geïnspireerd door Pauliens overpeinzingen omtrent moeilijk en
makkelijk taalgebruik en (quasi-)academische uitsloverij dacht ik: laat ik mij
eens verdiepen in een aspect van het Nederlands waar ik in mijn werk als
taaltrainer veel mee te maken heb, en dat mij derhalve al een paar decennia
bezighoudt.
Een voorlijke cursist verzuchtte ooit: “Nederlands is niet één taal, het zijn er twee!” Ik begrijp die
gedachte wel. Je begint een nieuwe taal te leren en dat is geen
sinecure (sorry, sorry!). Na een
tijdje gaat het iets beter, je begrijpt steeds meer en je leert je uitdrukken
in eenvoudige bewoordingen. Dat basisvocabulaire (850 - 7000 woorden ?) vormt misschien
wel zeventig procent van de alledaagse spreektaal (op straat, in winkels,
horeca, burencontact e.d.), dus dat is niet niks. Maar vervolgens wil je natuurlijk ook begrijpen
wat er in de krant staat en wat er op radio en tv wordt gezegd. Dan ontdek je dat
het Nederlands verschillende registers heeft (zoals, lijkt mij, de meeste
talen). Voor veel van de basiswoorden die je net hebt geleerd, blijken synoniemen
of bijna-synoniemen te bestaan, die wel min of meer dezelfde betekenis hebben maar niet zelden een totaal andere ‘smaak’ - of ‘geur’ of ‘toon’.
Een voorbeeld.
Met “Laat het me even weten als je
klaar bent” en “Gelieve mij op de hoogte te stellen wanneer u gereed
bent” wordt in principe hetzelfde bedoeld, maar ja, iedere
moedertaalspreker begrijpt wat ik bedoel met smaak/geur/toon: deze zinnen bevinden zich elk in een apart
universum en die universa zijn lichtjaren van elkaar verwijderd. En dat komt
niet alleen door het gebruik van ‘wanneer’ als voegwoord, wat mij betreft een gramschapwekkend
fenomeen, waarover ik ooit de staf mocht breken in het tijdschrift Neerlandistiek.
Meer voorbeelden?
Oké:
Alledaagse spreektaal
|
‘Stadhuistaal’/formeel, bureaucratisch, soms archaïsch, (quasi-)academisch,
chic of ironisch Nederlands / prinses Beatrix, Frits Bolkestein / geschreven
of gesproken schrijftaal
(Min of
meer dezelfde betekenis, niet altijd dezelfde woordsoort en dus ook niet per se
hetzelfde ‘gedrag’ in de zin!)
|
maar
|
echter
|
want/omdat
|
immers,
namelijk
|
bijna,
haast
|
vrijwel
|
al
|
reeds
|
maar (bij
getallen, aantallen, hoeveelheden)
of
alleen (in andere gevallen)
|
slechts
|
makkelijk,
simpel
|
gemakkelijk, eenvoudig
|
leuk,
grappig, komisch
|
geestig
|
nodig
|
noodzakelijk
|
vreemd,
raar, gek, opvallend, bijzonder
|
merkwaardig,
eigenaardig
|
een
paar
|
enige,
enkele
|
echt
|
werkelijk
|
fiets
|
rijwiel
|
kaartje,
ticket
|
vervoersbewijs/plaatsbewijs
|
heel,
erg (bijwoord)
|
zeer
(bijwoord)
|
liever
(bijwoord)
|
voorkeur
(zelfstandig naamwoord), prefereren (werkwoord)
|
En ja, dus
ook:
als (tijdstip) wanneer
als (voorwaarde) indien/wanneer
Ik moet hier ook
nog een handjevol werkwoorden noemen:
vinden aantreffen
beginnen aanvangen
gebeuren zich
afspelen, plaatsvinden
hebben (eigendom of gebruik) beschikken
over
zijn (staan, liggen, zitten) zich
bevinden
zijn, bestaan, leven, gebeuren voorkomen
(vóórkomen)
moeten dienen + te(u dient zich bij loket 13
te vervoegen)
gaan naar, melden bij zich vervoegen :-)
moeten dienen + te(u dient zich bij loket 13
te vervoegen)
gaan naar, melden bij zich vervoegen :-)
Geinig hè?
En u maar denken dat u
slechts over één moedertaal beschikt!
In de rechterkolom (‘stadhuistaal’ etc.) hoort eigenlijk nog een
soort uitsloverig, ‘ben-niet-van-de-straat-hoor’, geforceerd kosmopolitisch
taalgebruik thuis, namelijk barbarismen die (nog) niet tot de alledaagse
spreektaal zijn doorgedrongen. Tegenwoordig zijn het natuurlijk vooral de
anglicismen die gestaag oprukken. Maar taal is een levend ding; taal verandert.
Als je zo lang ‘in het vak zit’ als ik, ga je dat steeds meer inzien en (?)
accepteren … Zo vind ik adresseren (van een probleem), acteren (anders
dan op een toneel of voor een camera), progressie, deceptie en confirmatie nog
steeds tenenkrommende aanstellerij, maar kan ik betrekkelijk probleemloos leven
met attractief, participeren, coöperatie, calculatie, acceptatie,
arriveren - tja …
Tot slot moet
hier nog één heel bijzonder sociolect worden genoemd: de zogenaamde ‘OSM-taal’.
OSM = Ons Soort Mensen. In Groot-Brittannië
spreekt men in dit verband van U en non-U
(U = upper class). Deze strikte en
selecte taalvariant is ooit ontstaan in de hoogste kringen (of althans in
kringen die zichzelf destijds als ‘hoog’ beschouwden) als reactie op de neiging
van ‘het gewone volk’ om ook steeds meer chique woorden te gebruiken. In OSM-taal
zijn juist woorden die aanvankelijk deftig werden gevonden, maar die in de loop
van de tijd door ‘Jan en alleman’ werden gebruikt, taboe verklaard: colbert (jasje), dessert (toetje), toilet
(wc, plee), fauteuil (stoel), trottoir (stoep) … Maar bijvoorbeeld ook
minder voor de hand liggende woorden als: trek
(honger), zeer (pijn), leuk (geestig), gebakje (taartje), bestek (mes, lepel en
vork), stropdas (das), pilsje (biertje), aangenaam (bij kennismaking: noem je
naam), eet smakelijk (zeg niets).
Wees niet
bang: de gemiddelde OSM’er zal u er nooit op aanspreken als u vraagt waar het
toilet is, maar mochten er anderen in de buurt zijn, let dan goed op eventuele tersluikse
knipoogjes!
Ooit heb ik
voor cursisten twee versies van eenzelfde verhaal geschreven: in de ene
gebruikte ik zo veel mogelijk deftige stadhuiswoorden en in de andere
uitsluitend alledaagse spreektaalwoorden (in combinatie met - ik geef het toe -
een ‘wat minder verzorgde stijl’ en een paar veel voorkomende grammaticale faux
pas).
Die teksten
begonnen zo:
Dit zijn mijn
vrienden Bob en Ans. Hun wonen al meer als 10 jaar in Rotterdam. Bob wilt
eigenlijk verhuizen, maar Ans wilt dat niet! Zij zeg: “Wij hebben hier zo’n aardige buurman. Hij heb ook aardige kinderen en een aardige vrouw en hij heb ons vorig jaar zo
goed geholpen met het repareren van de waterleiding. Die buurman is een man
waarmee ik goed ken opschieten, een echte aardige vent! ”
-
Ziehier mijn goede kennissen Boudewijn en Angelique. Zij zijn reeds meer dan tien jaar woonachtig te Wassenaar. Boudewijn zou eigenlijk graag verhuizen, maar Angelique heeft bezwaren. Zij zegt: “Wij hebben hier zo’n sympathieke buurman, met wie wij het uitstekend kunnen vinden. Bovendien heeft hij vriendelijke kinderen en een dito echtgenote. En ten slotte heeft hij ons vorig jaar werkelijk uitmuntend geassisteerd bij het herstel van onze watertoevoerinstallatie.”
Ziehier mijn goede kennissen Boudewijn en Angelique. Zij zijn reeds meer dan tien jaar woonachtig te Wassenaar. Boudewijn zou eigenlijk graag verhuizen, maar Angelique heeft bezwaren. Zij zegt: “Wij hebben hier zo’n sympathieke buurman, met wie wij het uitstekend kunnen vinden. Bovendien heeft hij vriendelijke kinderen en een dito echtgenote. En ten slotte heeft hij ons vorig jaar werkelijk uitmuntend geassisteerd bij het herstel van onze watertoevoerinstallatie.”
Enz. enz.
enz.
De rest zal ik u besparen (volledige tekst op aanvraag verkrijgbaar).
H.A. 25/3/2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten